Kan je wat meer over jezelf vertellen?
Ik ben getrouwd met Sjoukje, vader van Sverre (7) en Benthe (4) en woon nu 20 jaar in Den Haag. Van huis uit ben ik kunsthistoricus. Dat is iets heel anders dan wat ik nu doe. Ik deed mijn master in monumentenzorg en benaderde hierin het cultuurlandschap als een monument. Het ministerie van Landbouw deed toen nog cultuurlandschappenbehoud, dus ik liep daar stage. Daarna bleef ik er werken.
Ik was daar 15 jaar beleidsmedewerker, vooral op de onderwerpen visserij en mest. Ook werkte ik een tijdje in mijn eigen brouwerij. Die heb ik nog steeds, maar het is nu meer een hobbyproject. Sinds een halfjaar werk ik bij IenW als senior beleidsmedewerker Waterstof.
Je houdt je binnen je functie veel met waterstof bezig. Wat vind je precies interessant hieraan?
Bij de Rijksoverheid heb ik altijd al gewerkt aan die transitie naar een veel duurzamere samenleving. Dat zie je in de landbouw, visserij en in de mobiliteit. Bij al deze onderwerpen heb je te maken met de afweging tussen de omgeving, het milieu en economische activiteiten. Dit interesseert mij enorm, ook bij waterstof.
Wat zijn momenteel de belangrijkste thema’s binnen je functie?
Bij mobiliteit gaat het nu vooral om zwaar vervoer. Hierin gaat waterstof naar verwachting een rol van betekenis spelen. Vooral de Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWIM) speelt. Ik werk voor deze regeling als een soort projectleider in een team samen met een jurist, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Rijkswaterstaat en mensen van de vrachtwagenheffing om die regeling te schrijven.
Kan je de SWIM kort samenvatten?
Het doel is om een volwaardige infrastructuur voor waterstof in de mobiliteit op te zetten. Op plekken waar je het met batterijen niet redt, kan waterstof het overnemen. Het is dan wel belangrijk dat waterstof er is als je het nodig hebt. Je gaat geen waterstofvoertuig kopen als je geen plek hebt om te tanken, maar je gaat ook geen waterstoftankstation bouwen als er geen voertuigen zijn.
Met de SWIM willen we dit probleem doorbreken. Consortia kunnen zich inschrijven voor deze tender. Dit zijn dus samenwerkende partijen uit de waterstofketen. In zo’n consortium zit een tankstationhouder en één of meerdere vervoerders. Deze vervoerders schaffen waterstofvoertuigen aan die goed zijn voor ongeveer 30% van de afzet van het tankstation. Op die manier heeft de tankstationhouder een basisafname en een fundament voor zijn bedrijfsvoering.
Voor de logistieke partners is er op deze manier altijd een plek om te tanken. Het gaat dan om CO2-arme waterstof. Daarin heb je allerlei soorten, zolang het maar niet grijs is. Dat betekent dat de waterstof niet gemaakt is met fossiele brandstoffen. Het idee is dat er uiteindelijk een landelijk dekkend netwerk van waterstoftankstations is. Zo kan een voertuig ook een keer op een andere plek tanken dan bij zijn consortiumpartner.
Op 23 oktober 2023 sloot de internetconsultatie over de SWIM. Wat zijn de belangrijkste conclusies?
We kregen veel reacties, rond de 80. Een van de reacties was dat we grijze waterstof moeten uitsluiten. Dat stond niet expliciet in de regeling, maar CO2-arme waterstof is al wel de basis bij alle tankstations. Om dat ook zo te houden, is het is dus goed om dat specifiek te benoemen in de subsidieregeling.
Verder waren het vooral reacties met wat kleinere punten om de subsidieregeling nog iets beter te maken. We gaan bijvoorbeeld uit van een bepaald dagverbruik per voertuigcategorie. Dit doen we op basis van bepaalde aannames. Er kwamen reacties dat het verbruik van sommige typen voertuigen alleen hoger is dan wat in de regeling staat. Dat is dus echt finetuning. Heel waardevol, want zo kunnen wij de subsidieregeling nog beter maken.
Aan de voorkant hebben we heel veel geïnvesteerd in gesprekken met allerlei stakeholders. Dit gaat van mkb’ers tot grotere bedrijven. Ze waren dus al op de hoogte van de hoofdlijnen en konden zich al vinden in deze regeling als een goede manier om waterstof in de mobiliteit te stimuleren. Eigenlijk waren er dus geen inhoudelijke reacties die zeiden dat de hele opzet niet werkt. Dat is erg fijn.
Er waren ook reacties van mensen die waterstof in mobiliteit niet zien zitten en verwachten dat alles naar batterij-elektrisch beweegt. Ik denk dat het eerlijke verhaal is dat we het simpelweg nog niet weten. We staan echt nog aan het begin van de transitie naar zero-emissiemobiliteit.
Hoe kijkt de industrie naar de subsidie?
Ik heb het idee dat veel partijen uitkijken naar de regeling, maar wel met de kanttekening dat de waterstofprijs nog steeds heel hoog is. Daar hebben wij natuurlijk maar beperkt invloed op. We proberen hier wel wat aan te doen. Zo heffen we geen accijns op waterstof en stimuleren we de productie van waterstof. Maar denk bijvoorbeeld ook aan de vrachtwagenheffing. Als een vrachtwagen niet uitstootvrij rijdt, dan volgt een hogere heffing. En ook met de SWIM proberen we de vraag naar waterstof te stimuleren.
Welke belangrijke thema’s zie je verder op het gebied van waterstof in de mobiliteit?
Je ziet nu veel veiligheidsvraagstukken. Niet alleen de vraag hoe je waterstof in Nederland krijgt en wat de veiligheidsaspecten ervan zijn. Maar ook hoe je voertuigen veilig gebruikt, hoe je ermee omgaat als er iets in een tunnel gebeurt en hoe je tankstations veilig bevoorraadt.
Ook zie je de introductie van de waterstofverbrandingsmotor. Waterstof is altijd bedacht als energiedrager in een brandstofcel. Dan werkt het een beetje als een elektromotor. Daarentegen lijkt een waterstofverbrandingsmotor juist op een klassieke verbrandingsmotor. Deze heeft zo'n lage uitstoot dat het als uitstootvrij kan gelden onder de nieuwe EU-emissienormen voor zwaar vervoer. We kennen de techniek al lang en de productie- en aanschafkosten zijn relatief laag. Het kan dus een interessant alternatief zijn. De prijs van waterstof moet dan wel serieus omlaag, want als tanken heel duur is, schiet het nog niet op. Als je naar het aantal projecten rondom waterstofproductie in Nederland en daarbuiten kijkt, denken wij wel dat de prijs op termijn omlaag gaat.
Mobiliteit gaat ook over luchtvaart en scheepvaart. Zijn er op dat gebied ook ontwikkelingen rondom waterstof?
Die zijn er zeker, maar dat is wel wat verder in de tijd. Met wegtransport kijken we al naar de periode tot 2030, maar met zeevaart en luchtvaart kijk je toch meer naar de periode erna. Al gebeurt daar natuurlijk ook al van alles. Bijvoorbeeld met e-fuels. Dat zijn brandstoffen op basis van waterstof. Deze hebben nog een wat langere ontwikkeling nodig. Maar in beide sectoren gaat het denk ik wel een grote rol spelen.
Wat zijn je voornaamste ambities binnen de themagroep mobiliteit?
Ik denk dat we meer in zijn geheel naar alle vormen van vervoer moeten kijken. Door de SWIM ligt onze focus nu op zwaar vervoer. Maar de scheepvaart en luchtvaart zijn ook heel belangrijk. Verder heb je ook nog openbaar vervoer, want ook treinvervoer is mogelijk met waterstof.
Daarnaast vind ik dat we mobiliteit een rol moeten geven om de vraag naar hernieuwbare waterstof op gang te brengen. In de industrie komt veel vraag naar waterstof, maar dan kijken we veel naar de periode vanaf 2030. Voor die tijd wil je hernieuwbare waterstof ook al inzetten. Vergeleken met de industrie is de betalingsbereidheid in de mobiliteitssector relatief hoog. Deze sector is dus een van de eerste waar de daling van de waterstofprijs interessant gaat zijn. Ik denk dat mobiliteit uiteindelijk niet de grootste vrager gaat zijn, maar wel de eerste. En die rol moeten we de komende jaren in de themagroep wel gaan pakken.
Hoe belangrijk is waterstof in de mobiliteit en de toekomst daarvan?
Voor licht personenvervoer gaat de rol van waterstof denk ik heel bescheiden zijn. Maar voor zwaar vervoer op langere afstanden zie ik zeker een rol weggelegd. We kunnen allemaal voorspellingen doen over hoeveel dat precies gaat zijn, maar dat weet je pas wanneer je dichter bij de eindstreep komt.
Ook is het belangrijk om in de toekomst meerdere infrastructuren te hebben, waaronder voor waterstof. Ik vind wat de CEO van Daimler zei een goede. Het is veel goedkoper om 2 infrastructuren aan te leggen, dus een voor elektra en een voor waterstof, dan een enkele infrastructuur voor elektra. Wanneer je een enkele infrastructuur hebt, moet die alle pieken aankunnen. Bij 2 opties verdeel je de last en kan je de ergste pieken afvangen. Die alternatieve infrastructuur is er dus voor als je het nodig hebt. Ik denk dat dat is waar we heen gaan.
Tot slot zie ik soms een onterechte wedstrijd tussen batterijen en waterstof ontstaan. Zelf kijk ik ernaar als 2 superhelden die een stad proberen te helpen die in brand staat. Dan moeten ze geen ruzie maken over wie de stad moet redden, maar het samen doen. De batterij is in veel, maar mogelijk niet in alle situaties de ideale oplossing. Dan is het fijn om een alternatief te hebben. De batterij waar het kan en waterstof waar het moet!
Meer informatie